Stichting Brigida

Het Noorderpark

Het landschap en het erfgoed waar Stichting Brigida zich mee bezig houdt.

Het doel van de stichting Brigida is het beschermen van het cultuurhistorisch erfgoed in het overgangsgebied tussen heuvelrug en polderland. In dit gebied tussen de stad Utrecht en Hilversum liggen de dorpen Groenekan, Westbroek, Hollandsche Rading en Maartensdijk met elk hun eigen identiteit, maar verbonden door een open en uniek landschap waarin bijzondere natuurverschijnselen voorkomen als zodden en trilvenen en waar cultuuruitingen als de fortenlinie een bijzondere status hebben. We hebben het daarmee over alle landschappelijk en cultureel erfgoed in het gebied dat wordt aangeduid als ‘Het Noorderpark’ [01].
De referenties worden zichtbaar als u klikt op het blok met het nummer van uw keuze.

Het Noorderpark heeft een oppervlakte van circa 5.900 ha en omvat nagenoeg het gehele grondgebied van de voormalige gemeente Maartensdijk (thans De Bilt), een groot deel van de voormalige gemeente Maarssen (thans Stichtse Vecht), een klein deel van de gemeente Utrecht en zeer kleine delen van de voormalige gemeente Breukelen (thans Stichtse Vecht) en De Bilt [02]. Het Noorderpark ligt op de overgang van de Utrechtse Heuvelrug en het Gooi naar de rivier de Vecht. Aan de zuidkant ligt de stadsrand van Utrecht en Maarssen en de Maarsseveense Plas, aan de noordrand liggen de Loosdrechtse Plassen.
Het Noorderpark is in geomorfologisch opzicht een zeer gevarieerd gebied. De hoogteligging varieert van circa 3,0 m +N.A.P. in het oosten tot circa 3,3 m -N.A.P. in de Bethunepolder. Het Noorderpark grenst in het noordoosten aan de stuwwallen van de Utrechtse Heuvelrug en het Gooi.

Langs de oostrand komen fluvioglaciale afzettingen voor, bestaande uit grote puinwaaiers. Ze bestaan uit matig grof tot zeer grof grindhoudend zand. Naarmate de afstand tot de stuwwallen groter is bestaan deze puinwaaiers uit fijner materiaal. Over deze afzettingen ligt dekzand. Over het dekzand heeft in het verleden een veenpakket gelegen met een in de richting van de Vecht toenemende dikte. Sinds de ontginning van het gebied is het veen steeds dieper ontwaterd waardoor de dikte van het veenpakket sterk afgenomen is. In het oosten is het veen grotendeels verdwenen, de dekzandruggen duiken als het ware in zuidoostelijke richting onder het veen weg. Door bemesting vanuit de potstal, vergraving en verwerking van de minerale grond is op veel plaatsen een “toemaakdek” aanwezig. Vaak ligt op de overgang van de veenlaag of moerige laag naar de zandondergrond een laag meerbodemmateriaal (humusrijk en lemig zand).
De huidige dikte van het veen neemt in westelijke richting toe tot meer dan 1 ,20 m in het westelijk deel van de Bethunepolder en in een strook tussen de Vecht en deze polder. In de overige veengebieden begint de minerale ondergrond tussen 0,40 en 1 ,20 m beneden maaiveld.

Westbroekse Zodden

In het westen is het veen over grote oppervlakten afgegraven voor turfwinning waardoor de zogenaamde “zoddengebieden” ontstaan zijn. Hier komen alle stadia van verlanding voor van open water tot moerasbos met belangrijke natuurwaarden.
Door de bijzondere chemische samenstelling van het kwelwater zijn plaatselijk, met name in de zoddengebieden, uit natuurwetenschappelijk oogpunt zeer waardevolle vegetaties ontstaan, waarbij in het bijzonder de van kwelwater afhankelijke trilvenen genoemd dienen te worden.


Geschiedenis

Het gebied tussen Utrecht en het Gooi is een groen en open cultuurlandschap.
Groen omdat de verhouding tussen bebouwd en onbebouwd nog altijd extreem gunstig is, omdat er een grote oppervlakte met exceptionele natuurwaarden (Natura 2000) is, omdat de agrarische functie nog redelijk kleinschalig is, omdat de milieufactoren gunstig zijn.
Cultuurlandschap omdat het landschap in duizend jaar meter voor meter door mensenhanden gecreëerd is. Landschappelijk zijn er relicten, die herinneren aan de ijstijden en de geologische vorming van dit gebied, waarin met name de Westbroekse Zodden niet voor niets zijn aangewezen als aardkundig monument [03].

Historisch is er een sterke link met de Middeleeuwen en de kerstening van de Lage Landen. Veel van de onontgonnen wildernissen ten noorden van de Vecht kwamen in handen van kerken en abdijen. Daar begint ook de geschiedenis van de ontginning van de woeste hoogveengebieden in de vorm van een uniek slagenlandschap [04].
Tijdens en na de ontginning viel het gebied meerdere keren ten prooi aan de Hoekse en Kabeljauwse twisten, met de Slag bij Westbroek in 1481 als dramatisch dieptepunt [05].
Niet veel later begon in deze contreien ook de turfwinning, die aanzienlijk heeft bijgedragen aan onze welvaart in de Gouden Eeuw [06]. De geschiedenis van de turfwinning was het begin van onze waterhuishoudkundige expertise, maar ook een monument van armoede, uitbuiting en onderdrukking [07].
Tegelijkertijd ontwikkelde zich ‘op het zand’ aan de oostrand van het Noorderpark De Stichtse Lustwarande, waar exorbitante rijkdom werd geëtaleerd [08]. In Maartensdijk zijn nog een aantal buitenplaatsen (waaronder Eyckenstein en Rustenhoven) die aan deze periode herinneren [09]. Maar ook in de arme ontginningsdorpen, zoals Westbroek, vinden we nog reminiscenties aan deze welvaart. Al was het maar omdat veel boerderijen eigendom waren van extreem welgestelden langs de Vecht, zoals de bewoners van Buitenplaats Rosendaal [10] en Slot Zuylen [11].

Landgoed Eyckenstein

We maken een grote sprong naar de verbinding van het Noorderpark met onze krijgsgeschiedenis. De vorming van de Hollandse Waterlinies na het rampjaar 1672 [12] – en in het bijzonder de Nieuwe Hollandse Waterlinie – heeft indrukwekkende waterhuishoudkundige werken en fortificaties in het landschap achtergelaten [13]. De NHW is in juli 2021 opgenomen in de Werelderfgoedlijst van Unesco [14].

In het Noorderparkgebied liggen de volgende forten en werken van de Nieuwe Hollandse Waterlinie:
• Fort bij Tienhoven
• Werk bij Maarsseveen
• Fort aan de Klop
• Fort de Gagel
• Fort op de Ruigenhoekse Dijk
• Fort Blauwkapel
• Fort op de Voordorpsedijk.


De UNESCO-status van de Nieuwe Hollandse Waterlinie is een soort Michelinster voor het erfgoed. Het is goed voor het behoud en ontwikkeling van dit rijksmonument. In de afgelopen jaren zijn veel forten en vestingen gerenoveerd en ze hebben nieuwe functies gekregen. Het toekennen van de UNESCO Werelderfgoed status is een kroon op het werk van velen. Meer dan 60 organisaties hebben de UNESCO-nominatie van de Nieuwe Hollandse Waterlinie gesteund. Al die organisaties vinden het belangrijk dat de Nieuwe Hollandse Waterlinie wordt beschermd en behouden voor de volgende generaties. Ze willen daar zelf aan bijdragen en ook dat iedereen kan genieten van het mooie landschap, de prachtige bouwwerken en de bijzondere activiteiten.

Natuurwaarden

Naast de aardkundige en cultuurhistorische waarden heeft het Noorderpark ook enorme natuurwaarden. Binnen het Noorderpark zijn twee landschapstypen te onderscheiden: cultuurlandschap en laagveenlandschap [15]. Het gebied wordt aan de oostkant begrensd door het droog zandlandschap van de Goois-Utrechtse Heuvelrug. Aan de westzijde loopt het uit in laagveenlandschap van het groene hart en aan de zuidzijde in het rivierenlandschap.
In dit landschap komen in het Noorderpark de volgende natuurtypen voor: stilstaande wateren (zoetwaterplas), moerassen (veenmoeras, gemaaid rietland), voedselarme venen (veenmosrietland, trilveen), vochtige schraalgraslanden (nat schraalland, vochtig hooiland), vochtige bossen (veenbos, moerasbos), cultuurhistorische bossen (vochtig hakhout, eendenkooi).

Het voert te ver – en het gaat onze competentie te boven – om hier uitgebreid in te gaan op de vegetaties, die bij de verschillende natuurtypen horen, maar iconisch zijn natuurlijk de trilvenen met verschillende soorten zegge, waterdrieblad, moeraskartelblad, holpijp, verschillende orchissenzonnedauw en talrijke mossoorten [16]
Daarnaast – een willekeurige greep – de moerasbossen met elzen, essen, die doorgroeid zijn met hop, bitterzoet en haagwinde. In de ondergroei zegges, moerasvaren, gele lis en braam. Aan de waterkant naast riet en lisdodde ook valeriaan, slangewortel, waterscheerling en vele andere soorten. En in het water natuurlijk de zichtbare waterlelie, gele plomp en krabbescheer, naast de veel minder zichtbare kranswieren en fonteinkruiden [17].

Onmisbaar onderdeel van de natuurwaarden in een cultuurlandschap zijn de door menselijk handelen aangebrachte, groene of houtige landschapselementen, die door Landschap Erfgoed Utrecht zijn beschreven in de ‘Landschapswijzer’. [18]. De landschapswijzer noemt lijnvormige elementen (houtwallen, bomenrijen, lanen, hagen, natuurvriendelijke oevers), puntvormige elementen (poelen, solitaire bomen, boomgroepen) en vlakvormige elementen (grienden, geriefhoutbosjes, pestbosjes, hoogstamboomgaarden, rietlandjes). De waarde van deze elementen reikt verder dan de cultuurhistorische betekenis. Het enorme belang voor de biodiversiteit als zelfstandig ecosysteem of als onderdeel van de ‘groenblauwe dooradering’ kan moeilijk overschat worden. Daarnaast vertegenwoordigen ze een economische waarde als grondverbetering, beschutting en voedselbron voor vee en mensen.
Veelgebruikte soorten zijn onder meer berk, beuk, egelantier, els, es, gelderse roos, haagbeuk, hazelaar, hondsreus, meidoorn, kornoelje, kardinaalsmuts, liguster, lijsterbes, sleedoorn, vlier, wilde appel/kers/mispel/peer, wilg (6-10 soorten), vlier.
Al deze soorten accepteren menselijk ingrijpen middels afzetten, knotten en/of snoei. En al deze soorten hebben hun eigen waarde als voedselbron voor de mens (gelei, thee, jam, noten, enz.), als voedsel voor vogels (bessen, vruchten), als gebruikshout (grondstabilisatie met wilgentenen, gereedschapsstelen uit essentakken), als waardplant (voor vlinders en insecten) en als erf- en perceelscheiding.

Om een indruk te geven van de biodiversiteitswaarde voor de fauna, nemen we alle waarnemingen op waarneming.nl in een periode van 10 dagen (einddatum 22-07-2021). We zetten een stip in Westbroek en trekken een cirkel met een straal van 5 km er omheen [19].
We tellen dan 104 soorten vogels (van aalscholver tot zwartkop) die meer dan 1 keer zijn waargenomen. In alfabetische volgorde een willekeurige greep: bosruiter, havik, ijsvogel, kerkuil, kwartelkoning, purperreiger, slechtvalk, roerdomp, wespendief, zwarte stern).
Deze waarnemingen zijn uiteraard seizoen afhankelijk en niet gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek. Maar juist het feit dat goedwillende amateurs de moeite hebben genomen om deze waarnemingen te registreren versterkt het beeld van een gebied met een grote vogelrijkdom.

Dezelfde exercitie voor zoogdieren geeft slechts 8 soorten, waaronder egel, haas, huismuis, huisspitsmuis, ree en 3 soorten soorten vleermuizen. Opvallend is de afwezigheid van bekende soorten die bijna dagelijks letterlijk hun sporen nalaten, zoals das, (veld/bos/woel) muis, marterachtigen, vos, muskusrat e.d.
Belangrijke verklaring is dat zoogdierregistratie veel minder populair is dan ‘vogelen’ of vlinders determineren.

De dagvlinders leveren in deze periode 23 waarnemingen op van algemene soorten als (zandoogje, witjes, dagpauwoog, atalanta, kleine vos en distelvlinders), maar ook zeldzamere soorten als icarusblauwtje, eikenpage en kleine vuurvlinder). Overigens geldt hier de seizoensinvloed natuurlijk zeer duidelijk.
De nachtvlinders leveren 66 waarnemingen op, waaronder vier zeldzame soorten: de teunisbloempijlstaart, satijnvleugelsikkelmot, kompassla-uil en helmkruidvlinder. Het gaat hier om 1-6 waarnemingen per soort; dat betekent dat de waarnemingen zijn gedaan door een kleine groep – maar waarschijnlijk goed getrainde – amateurs.
Dat laatste geldt waarschijnlijk ook voor de waarneming van 23 soorten libellen en 28 soorten bijen, wespen en mieren.

Er worden 6 soorten amfibieën geregistreerd: groene en bruine kikker, meerkikker, rugstreeppad, hazelworm en ringslang.

We benadrukken nogmaals dat dit slechts een indicatie is van de natuurwaarden in vogelvlucht. Voor meer informatie verwijzen we graag naar de verschillende verenigingen, zoals KNNV, Sovon en Vlinderstichting. Een systematische en gevalideerde verzameling van waarnemingen is te vinden in de Nationale databank Flora en Fauna (NDFF) [20].